Terwijl in de Tour de heren zich opmaken voor de klim vanuit La Chambre (463 meter hoog) naar de top van de Col de la Madeleine (2.000 m hoog), de airco er voor zorgt dat het hier binnen 23°C is (en buiten 31°C) even tijd voor een bericht over het eBook dat ik afgelopen mei gewonnen heb via De Kale Berg: De kunst van het dalen, geschreven door Martin Bons.
Ik begon helemaal blanco aan het boek. D.w.z. ik had geen andere recensies gelezen of me uitgebreid verdiept in veel meer dan de titel: de kunst van het dalen. Ik had dus eigenlijk verwacht dat ik vooral een boek zou gaan lezen waarin ik zou gaan leren hoe ik beter zou kunnen afdalen. Dom (van mij) eigenlijk. Want dat kun je natuurlijk niet uit een boek leren. Dat moet je doen. Wat dat betreft zijn de “25 tips om beter te dalen” inderdaad niet meer dan een bijlage bij het boek.
Wel bevat het boek een uitgebreid overzicht van de onderbelichte rol van afdalen bij wielerwedstrijden en de enorme verschillen tussen professionele renners op dat gebied. Van mannen die zonder blikken of blozen een berg afstorten tot mannen die het als het ware in hun broek doen bij elke heuvel. Ook komen de verschillende ernstige en minder ernstige ongelukken door de jaren heen aan bod en de vraag “wat maakt nu dat iemand wel of niet met > 100 km/uur van een berg af kan/wil fietsen?”.
Het is echter wel maar de vraag of het boek nou juist voor een amateur wielrenner, en zeker een amateur wielrenner met enige dalingsangst, goed is om te lezen. Want je loopt het risico dat jouw conclusie dezelfde is als van de auteur:
Door mijn onderzoek verwachtte ik dat ik harder naar beneden zou gaan, naarmate ik meer over dalen te weten zou komen. Wat echter contraproductief heeft gewerkt en de angst alleen nog maar heeft versterkt, waren al die afschuwelijke valpartijen in afdalingen waar ik over las en hoorde. Dat had juist tot gevolg dat ik nog krampachtiger ging dalen. Het heeft eraan bijgedragen dat het me niet is gelukt om te voldoen aan de belangrijkste wet van het dalen: niet bang zijn. De angst zit bij mij te diep. Ik ben geen goede daler. Ik ben ook geen gemiddelde daler. Ik ben een slechte daler. Door mijn zoektocht ben ik nu alleen wel een slechte daler met veel kennis over dalen. Dat is de winst van mijn onderzoek.
Na het lezen ben ik in ieder geval niet geruster op mijn daalkwaliteiten. Van de andere kant. Ik *hoef* ook helemaal niet met meer dan 100 kilometer per uur van een berg af. Ik moet gewoon er op trainen dat ik veilig zulke bergen af kom.
Wél heb ik na het lezen van het boek nu heel anders naar een aantal etappes van de Tour de France zitten kijken. Bijvoorbeeld naar de etappe van gisteren waarbij de heren twee keer de Alpe d’Huez op moesten en hem dus tussendoor ook ‘eventjes’ via de Col de Sarenne moesten afdalen. Hoewel ik het ze zeker niet zou willen nadoen, snap ik de gevoelens van de renners heel goed én snap ik ook wel waarom ze (de organisatoren) hem er wél in hebben laten zitten. Idem voor de klimtijdrit waarbij Froome voor de laatste afdaling wél koos voor een wissel naar een tijdrijfiets en zo dik tijd goed maakte op Contador en de etappe won. Heel goed te begrijpen. Daar is het boek heel leerzaam voor. Aanrader dus.
En voor het zelf afdalen? Daar zijn dit soort filmpjes beter voor:
[…] Lees hier wat ik er van vond nadat ik hem gelezen […]